Gisteravond monteerde ik in het donker nog even snel twee lampjes op haar Frozen-fietsje. Het is immers nog een beetje donker ’s ochtends en we moeten op tijd weg de dag erna. Op maandag dus. Vandaag. Vanochtend. Nadat ze gisteravond zowel de sous-chef als mij toch nog even naar boven riep terwijl ze al in bed lag om toch nog even te vertellen dat ze het toch wel spannend vond was het deze ochtend zover. Onze wekker ging. Normaal ben ik eerder uit bed dan de sous-chef, maar deze keer ontwaakte ik ook uit een soort half slaap van haar wekker op en ander tijdstip dan normaal.
Een half uurtje eerder. We hebben namelijk allebei een route. Normaal hees ik ’s ochtends allebei de minimensen op de fiets om ‘naar de kindjes’ te gaan. Vandaag neemt de sous-chef die route met de miniman. Ik vertrek al eerder en pak een andere route. Een route die we laatst al eens geoefend hebben. Na een stevig ontbijt, een cadeautje en een knuffel van haar broer en een dubbelcheck of papa echt niks vergeten is kunnen we op pad. Mama krijgt uiteraard ook nog een knuffel, die komt haar vanmiddag weer ophalen. Lampjes aan, ook al is het al licht genoeg. We gaan. Samen op pad naar een nieuw hoofdstuk.
Ze is er al weken vol van, ‘hoeveel nachtjes slapen nu nog papa?’ vroeg ze regelmatig. Nog 28, hoorde ik mezelf dan antwoorden. Volledig abstract voor die kleine wereldontdekker. Tenminste, dat denk ik, en ik weet dat ik haar daarmee onderschat. De fietstocht legt ze zonder problemen af, de versmalling op een va de fietspaden waar ze bij het oefenrondje uit de bocht vloog wordt nu beheerst al wandelend genomen. Een wat geagiteerde snelfietser met een kekke helm en gepaste haast en idem bel achter ons volledig negerend, that’s my girl. Ik eerst, je wacht maar gewoon.
We lopen het schoolplein op en ik help haar het fietsje parkeren. Al wordt me snel duidelijk gemaakt dat dat niet hoeft. Ze kan nu immers alles zelf. Ze gaat al naar school. Op het schoolplein zie ik wat bekende gezichten van een eerste ouderavond vorige week. Ze lachen naar de niet-meer-zo-kleine-minimens, die aandachtig haar nieuwe klasgenootjes bekijkt die nog aan de hand van hun ouders staan of zwaaien naar een weglopende ouder. We wachten samen tot een van haar juffen naar buiten komt om haar op te halen. De kleine meid ziet haar door de deur komen en loopt er naartoe. Er wordt even gekeken of iedereen er is en we maken ons op om afscheid te nemen. De kleine meid zwaait al als de juf zegt dat ik toch echt nog wel even mee naar binnen mag. Het is immers haar eerste dag.
We lopen naar binnen en zodra haar jas en tas op de kapstok hangen stiefelt ze naar binnen en vind een mooi stoeltje in de kring. Ik loop een klein stukje mee, maar merk dat ik overbodig ben. Ik keer terug naar de gang, waar de juf nog een helpende hand biedt aan wat andere nieuwkomers. De minimens rent nog een laatste keer op en neer voor een knuffel en keert dan terug naar haar plek. Haar plek. Ze is er. Eindelijk op school. De juf ziet het en zegt tegen mij ‘ow nou, die zit al, fantastisch’ en begint aan haar ritueel in de klas. Ik kijk er heel even naar, maar voel me al snel teveel, ik doe er niet meer toe en loop naar buiten. Dezelfde wereld weer in. Die nu toch een klein stukje veranderd is. Ook voor mij. Ik weet dat ze het leuk gaat hebben en fiets lachend weg. Hier keek ze naar uit. Eindelijk mag ze naar school. Iedere dag. Op ontdekkingsreis.